Vaste tentoonstellingen

Vaste tentoonstelling Markt 12
Tentoonstelling Hoorn- en textielindustrie & Dorpsboerderij

Markt 12  

Duik onder in de geschiedenis van Markt 12 en beleef de verhalen van Tante Riek, ome Jan Wikkerink en vele anderen.

Het Nationaal Onderduikmuseum verhaalt van het (over)leven van eengemeenschap in gewone en ongewone tijden.Het museum geeft eenbeeld van het dagelijks leven van burgers in de bezettingsjaren 1940-1945. In de gemeente Aalten zijn destijds een zeer hoog aantalonderduikers ondergebracht. In het museum zijn de verhalen van mensenin oorlogstijd interactief te ervaren.

Beleef mee hoe het dagelijks leven voor hen totaal veranderde en voor welke keuzes mensen werden gesteld. Bemerk dat er bij ‘goed of fout’ veel nuances mogelijk zijn. Ervaar hoe moeilijk het is om stroom op te wekken en hoe benauwd het was in de onderduikruimte. Ga op zoek naar de verhalen van mensen die de oorlog zelf hebben beleefd en verbind deze met de actualiteit.

Het museum heeft ook een ‘Escaperoom voor de vrijheid’. Wanneer je deze Escaperoom binnentreedt heb je aan de deur met je vrijheid betaald… In de Escaperoom krijg je de vraagstukken en de dilemma’s die iedereen zal tegenkomen wanneer hij of zij moet vluchten.Het museum werkt euregionaal samen en heeft een breed educatief aanbod. Met wisselexposities wordt ingehaakt op de diverse thema’s van het museum.

Bekijk hier Een korte rondleiding in Markt 12.

Leerzaam en spannend voor alle leeftijden!

Dorpsboerderij Freriksschure

Achter de panden Markt 12 en 14 die direct aan de Markt gelegen zijn, staat de oude Saksische dorpsboerderij genaamd de Freriksschure. De Freriksschure dankt zijn naam aan Harmen Jan Freriks, ‘heel- en vroedmeester’, die jarenlang in het herenhuis Markt 14 heeft gewoond en de schuur als koetshuis gebruikte.

Sinds 1985 is de ruimte ingericht als agrarisch museum, waarin gereedschap te zien is dat werd gebruikt door boeren rond 1900. Tot de deelcollectie behoort gereedschap dat gebruikt werd voor agrarische ambachten, zoals melkverwerking, huisslacht, grondbewerking en de oogst. Ook is er gereedschap opgesteld die een beeld geven van de ambachten die nauw verbonden waren met het boerenbedrijf, zoals een zadelmakerij, radmakerij en klompenmakerij.

Er zijn karren en rijtuigen te zien. Bovendien wordt getoond welke werkzaamheden er in de huisnijverheid werden uitgevoerd, zoals het verwerken van vlas tot linnen en de ‘wasstraat’ (het wassen van textiel). Tenslotte is er een huiskamer en een ‘rommelzolder’ ingericht. Topstuk is de radmakerij die in zijn compleetheid heel zeldzaam is.

Freriksschure

Hoornindustrie

Aalten is de enige plaats in Nederland waar producten werden gemaakt van buffelhoorn, zoals pijpen, kammen, knopen, seinfluitjes, naaldenkokers en messenheften. Buffels werden niet gedood of speciaal gefokt voor het hoorn. Vrijwel al het materiaal werd gebruikt en wat overbleef ging over de akkers. Met de intrede van kunststof en massaproductie verdwijnt deze industrie na de Tweede Wereldoorlog.

Familiebanden hebben een sterke invloed gehad op het ontstaan van de hoornindustrie. Vijf hoorndraaiers beginnen vanaf 1855 in Aalten: Bernard Vaags, Gerrit Peters, Abraham ten Dam, Willem te Gussinklo en Wessel Becking.

Bernard Vaags gaat op Wanderschaft naar Duitsland en komt in ThĂŒringen in de leer bij een hoorndraaier. Als hij terugkomt koopt hij een eenvoudige voetdraaibank en begint de allereerste hoorndraaierij. In een kamertje in de schoenmakerij van zijn ouders maakt hij onderdelen voor Duitse pijpen van buffelhoorn. Vaags trouwt met Dora Prins, die een winkeltje heeft. Zij wordt ook hoorndraaier en wordt Piepen Deurken genoemd.

Gerrit Peters, zoon van een leerlooier, gaat na Bernard Vaags ook in de leer in ThĂŒringen. Hij werkt vanaf 1863 aan de Hogestraat. Hij trouwt met de welgestelde Josina te Gussinklo en trekt in 1872 bij haar in. Het pand loopt van de Markt, via de Köstersbult door tot aan de Landstraat, waar hij zijn hoornwerkplaats vestigt. Hij maakt lange pijpenstelen en onderdelen voor de Duitse pijp. In Duitsland worden porseleinen pijpenkoppen aan de stelen bevestigd en de pijpen verhandeld.

Abraham ten Dam stond in 1871 aan de wieg van Kammenfabriek Ten Dam & Manschot aan de Damstraat. Dit was de enige fabriek in Nederland die kammen maakte: witte, zwarte, naturel gekleurde sierkammen, Mexicaanse kammen, luizenkammen en snorrenkammen. De fabricage gaf nog meer stof en stank dan bij de pijpen. In 1920 werkten hier circa 200 mensen, onder wie vrouwen en kinderen.

Willem te Gussinklo en Wessel Becking leren de kneepjes van het vak bij Gerrit Peters. Zij werken korte tijd samen, maar gaan in 1884 apart verder. Willem maakt Duitse pijpen en handvatten voor wandelstokken en paraplu’s. Al snel komt zoon Willem te Gussinklo jr. (Piepkes Willem) in de firma, die zich ontwikkelt als innovatief ondernemer. De familie heeft ook op maatschappelijk vlak veel invloed in Aalten. Na de mislukte samenwerking met Willem te Gussinklo, gaat Wessel Becking in 1880 verder met B.G. Vaags, neef en naamgenoot van Bernard Vaags. Becking & Vaags maakt pijpenstelen en later ook messenheften. Als de verkoop van de Duitse pijpen terugloopt, produceert de fabriek korte bruyĂšrepijpen. De pijpenfabriek in de Hoekstraat staat er nog steeds!

Johannes Peters verlaat de werkplaats van zijn vader aan de Köstersbult en sluit in 1896 een vennootschap met Marcus Gans, een Joodse koopman. Gans financiert de firma genaamd PEGA (Peters & Gans). De pijpenfabriek staat naast Peters’ woning aan de toenmalige Gasthuisstraat (nu Haartsestraat). Naast Duitse pijpen voor Duitse reservisten worden wandelstokken met hoornen handvaten vervaardigd. Nadat de fabriek in 1917 totaal uitbrandt, vestigt Johannes Peters zijn pijpenfabriek aan de Admiraal de Ruyterstraat. In plaats van Duitse pijpen worden er vooral bruyĂšrepijpen gemaakt.

Pijpenfabriek Peters & Gans

Dutch Button Works, Bredevoort


Willem te Gussinklo jr.
 legt zich al snel toe op de fabricage van knopen. Wegens enorme groei verhuist de fabriek in 1924 naar de leegstaande weverij van Van Eijck in Bredevoort. Het internationale bedrijf N.V. Dutch Button Works (DBW) exporteert naar Engeland, Ierland en Amerika en is ook de grootste (hoorn)onderneming in Aalten. Na de Tweede Wereldoorlog liep de productie van knopen uit hoorn terug. In 1976 werd deze laatste tak van hoornverwerking genoodzaakt de pijp aan Maarten te geven. Daarmee was een definitief einde gekomen aan 120 jaar hoornindustrie in Aalten.

Textielindustrie

Eeuwenlang is er in de Achterhoek en Westfalen vlas verbouwd, waarvan op boerderijen linnen wordt geweven. In Aalten herinneren namen van boerderijen en wegen aan deze thuiswevers: De Weversborgh, De Bleke of – vanwege het zuivere water – de Zilverbekendijk. Er ontstaat in de streek een levendige handel in geweven goed tussen wevers en handelaren aan beide zijden van de grens.

De opkomende textielindustrie haakt in op deze oude traditie van huisnijverheid. Als aan het begin van de 19e eeuw de invoerrechten worden verhoogd, besluiten Duitse textielbedrijven zich in de Achterhoek te vestigen. De firma’s GebrĂŒder Driessen en Peter Driessen & Sohn komen vanuit Bocholt naar Aalten, wat het begin betekent van een bloeiende textielindustrie in het dorp.

Over een periode van ruim 140 jaar (1826-1969) ontwikkelen de fabrikanten Driessen zich tot de belangrijkste werkgevers in Aalten en omgeving. Generaties lang werken mannen, vrouwen en kinderen uit dezelfde families bij deze bedrijven. De fabrieksgebouwen en privéwoningen van de Driessens zijn beeldbepalend in het dorp. De fabrikanten hebben een belangrijke stempel gedrukt op het maatschappelijke en economische leven van Aalten tot de tweede helft van de 20e eeuw.

GEBROEDERS DRIESSEN

Omstreeks 1817 richten de broers Anton en Joseph Driessen in Bocholt de firma ‘GebrĂŒder Driessen’ op. Ze handelen voornamelijk in bombazijn, een weefsel van linnen en katoen, dat ze naar Nederland exporteren. Deze lucratieve handel komt in gevaar door de verhoging van de invoerbelasting in Nederland op buitenlands weefsel. Om de hoge toltarieven te omzeilen wordt de Nederlandse koning toestemming gevraagd voor het openen van een vestiging in Aalten. Dit lukt en in 1826 vertrekt Anton Driessen naar Aalten, terwijl zijn broer de firma in Bocholt voortzet.

Anton zet in Aalten een handspinnerij op voor zijn vele thuiswevers, richt een blekerij in en laat een groot woonhuis met bijgebouwen neerzetten. De bombazijnhandel van Anton groeit in de loop der jaren uit tot een door stoom aangedreven spinnerij die later wordt uitgebreid met mechanische weefgetouwen. In 1918 verkoopt Anton’s kleinzoon Theodoor het bedrijf aan Twentse investeerders die de fabriek voortzetten als ‘Voorheen Gebr. Driessen’. In 1960 volgt een overname door Wisselink’s Textielfabrieken, onderdeel van Textiel Groep Twenthe. In 2002 sluit de fabriek in Aalten en gaat deze over in Duitse handen, waarmee de firma weer terug is bij zijn oorsprong.

Vlas spinnen
Opzetten kettingdraden van spoelen

PETER DRIESSEN & ZOON

Spoedig na Anton, komt ook neef Heinrich Driessen vanuit Bocholt naar Aalten. Hij zet hier een filiaal op van de bombazijnhandel en handspinnerij van zijn vader Peter Driessen. Heinrich bezit al de nodige grond in Aalten en Varsseveld en breidt in 1826 zijn activiteiten uit met een spinnerij in Groenlo. In 1832 werken zo’n 500 linnenwevers in Aalten en omgeving voor Heinrich en drie jaar later behoort hij samen met Blijdestein in Enschede tot de grootste bombazijnfabrikeurs van Oost-Nederland.

Heinrich Driessen is niet alleen succesvol maar ook innovatief, zoals blijkt uit zijn contact met Thomas Ainsworth. Deze Engelse textieltechnicus speelt een belangrijke rol bij de invoering van de stoommachine en de machinale productiewijze in de textielindustrie van Twente en de Achterhoek. Hij is in 1832 ook betrokken bij de oprichting van de stoomblekerij van Heinrich in Dale, de eerste in Oost-Gelderland. In 1849 richt Heinrich in Aalten de eerste stoomspinnerij op, later uitgebreid met door stoom aangedreven weefgetouwen. Als deze tien jaar later afbrandt, bouwt hij het bedrijf niet opnieuw op. Hij verlegt maar verlegt zijn aandacht naar Leiden, waar hij de textieldrukkerij en -ververij ‘De Heijder’ heeft opgekocht.

SPOREN VAN DE AALTENSE TEXTIELINDUSTRIE

In 1893 trekt Herman Driessen zich uit de directie van de Gebroeders Driessen terug. Hij sticht met zijn zoon Joseph op ‘het Blik’ aan de Hofstraat een moderne stoomweverij met 34 weefgetouwen: de NV Stoomweverij Herman Driessen & Zoon. De productie van HDZ bestaat uit tricotage zoals ondergoed, turnkleding en sweaters en huishoudtextiel als tafellakens, servetten, hand-, bad-, glas- en theedoeken, lakens en slopen, voorzien van sierranden of ingeweven namen van bedrijven als de Holland-Amerika Lijn en de Nedlloyd. De grote rookpluim uit de schoorsteen van de fabriek en het geluid van de stoomfluit zijn onderdeel van het dagelijks leven in Aalten.

Aan de bloei van de textielindustrie, die zo lang bepalend was voor de economische bedrijvigheid van de oostelijke Achterhoek, komt echter een eind. Is vóór 1930 het aandeel van de textiel in de totale industrie nog 45%, na 1950 neemt dat percentage snel af. Het definitieve einde voor de weefnijverheid en tricotage-industrie komt in de jaren zestig door toenemende buitenlandse concurrentie en de opkomst van massaproductie en confectie. In 1969 moet ook HDZ de poorten sluiten. De fabriek aan de Hofstraat is gelukkig bewaard gebleven en heeft na een restauratie in 2015 een nieuwe bestemming gekregen.

NV Stoomweverij Herman Driessen & Zoon, 1951