tickets

Tante Riek en Gradus Kobus

Duidelijk bij alle verhalen over de onderduik is dat het netwerk voor hulp aan onderduikers belangrijk was. Men vertrouwde op elkaar en wist elkaar te vinden. Maar er is meer: over de rol van de dierenarts en burgemeester Bos van Winterswijk is veel te zeggen. Juist in die situatie is het opmerkelijk dat er in deze plaats grote verzetsleiders opstonden tegen het regime. Gewone mensen waren het die zich te weer stelden tegen de vervolging en onderdrukking.

Een gesprek tussen Helena Theodora Kuipers-Rietberg (alias Tante Riek) en dominee Fredrik Slomp (alias Frits de Zwerver) na diens preek in Winterswijk in oktober 1942 wordt algemeen gezien als hèt moment, waarop de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) is ontstaan. Heleen en Piet Kuipers ageren direct na de bezetting tegen de nazi’s. Ze helpen onvermoeibaar Joden, arbeidsweigeraars, Engelse piloten en vele anderen, die in moeilijkheden verkeren. Beiden moeten onderduiken maar worden verraden en naar de koepelgevangenis in Arnhem gebracht. Piet overleeft de oorlog. Heleen gaat via kamp Vught naar het vernietigings-vrouwenkamp Ravensbrück, waar ze eind december 1944 overlijdt. Een medegevangene zegt over haar: ”Altijd wist ze uit de beperkte mogelijkheden nog iets te maken en verspreidde ze liefde en warmte om zich heen.”

Al veel eerder – in 1933 – ziet de Winterswijker Gradus Kobus (1879) het gevaar van het nazisme van over de grens. Hij kiest voor het communisme omdat hij verwacht dat deze partij het meest zal doen voor de minst bedeelden. Zelf leven zijn vrouw en hij uiterst sober zodat ze anderen wat kunnen geven. Zijn huis annex buurtwinkel staat in Meddo, dichtbij de grens. Deze plek wordt later centrum van illegale activiteiten. Al in 1933 helpt hij actief gevluchte communisten en socialisten, die in Nederland een illegaal bestaan moeten leiden. Dit brengt hem in conflict met de Nederlandse maar ook met de Duitse overheden. Hij wordt op 25 juni 1941 samen met honderden andere communisten opgepakt. Via kamp Schoorl en kamp Amersfoort komt hij in Neuengamme. Daar overlijdt hij op 22 februari 1942 (hoe of waaraan is niet bekend). Enkele dagen daarvoor schrijft hij zijn vrouw verplicht in het Duits “Ich bin gesund und munter.”

Een ander verhaal over de grens met Winterswijk betreft de Joodse familie Humberg. Wilhelm Humberg en zijn vrouw Rosetta Menko verhuizen in 1933 naar Winterswijk. Als hun vlucht naar Engeland mislukt keren ze weer terug. Ze krijgen nog tot na april 1943 vrijstelling van vertrek van NSB-burgemeester Bos maar duiken onder op boerderij Gossink in de buurtschap Henxel. Daar worden ze door de nazi’s ontdekt en afgevoerd via Westerbork naar Auschwitz.

De Heimatverein Dingden heeft de verhalen van alle leden van de familie Humberg in de Tweede Wereldoorlog gereconstrueerd. De geschiedenis wordt verteld in het Humberghaus in Dingden, een monument waar men kan leren en nadenken over verleden, heden en toekomst. Soms liep het beter af, hoewel ook dan de oorlog grote impact had op het verdere leven. Zoals bij Wim Harmelink, een Rijksduitser die opgeroepen werd maar deserteerde en onderdook. De gebeurtenissen na de oorlog spreken voor zich. Zijn familie wordt in 1946 via een kamp voor Rijksduitsers naar Duitsland uitgezet. Ze vechten jarenlang om hun boerderij in Ratum terug te krijgen. In 1950 trouwt Wim in Winterswijk, en in 1955 verkrijgt hij eindelijk het Nederlanderschap. De nare ervaringen hebben echter tot aan de huidige tijd onuitwisbare sporen bij de familie en nabestaanden achtergelaten.

Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO)

De LO is geboren in de Achterhoek. Verzetsleider van de Achterhoek Jan Wikkerink (alias Ome Jan) schreef na de oorlog “de Achterhoeker toont een taaie vasthoudendheid zodra voor hem de maat vol is”. De helpers beschouwden het als hun christenplicht de ander onderdak te bieden en zo verzet te bieden tegen de nazi’s. Het is niet voor niets dat de LO is geboren door de samenballing van moedige mensen uit de Achterhoek zoals Tante Riek, die nauw contact onderhield met Ome Jan. Het netwerk vertakte zich snel tot een brede en efficiënte landelijke hulporganisatie, mede door de bezielde en wervende preken van dominee Fredrik Slomp. Uit veel van de verzamelde verhalen blijkt dat de onderduikers zich veilig voelden bij hun gastgezin. Zij merkten dat Duitse soldaten aan de deur overtuigend werden afgetroefd. Maar vooral dat men uitermate goed zijn mond kon houden. Vaak ook tegenover familie en buren. Ook de kinderen werd de kunst van het horen, zien en zwijgen’ terdege bijgebracht.

Velen hebben de oorlog echter niet overleefd, zoals Tante Riek, Gradus Kobus, dokter Der Weduwen, Cornelis Ruizendaal alias zwarte Kees, de 46 mannen die geëxecuteerd werden in het Rademakersbroek bij Varsseveld, de piloten en zij die omkwamen bij bombardementen, opgepakt zijn en vermoord in de kampen, de onbeschrijflijke moord op de Joodse burgers. Velen zijn ook gered door onder te duiken of door mazzel en toeval. Het Nationaal Onderduikmuseum beschikt over veel van deze verhalen, met voorwerpen uit die tijd.