Anne Reiring
Anne is in 1940 vijftien jaar oud en het tweede kind van vader Johannes Reiring en zijn vrouw Gesina. Het gezin met negen kinderen woont op boerderij Beusink in Dale. De boerderij wordt een toevluchtsoord voor arbeidsweigeraars, de Rus Iwan en circa 25 Franse vluchtelingen en vliegeniers. Anne biedt hulp op de pilotenlijn Lichtenvoorde, zij brengt Franse vliegeniers naar het treinstation in Aalten. Het gaat altijd goed.
“Thuis hadden wij al twee Nederlandse onderduikers, waarvan er een uit Gendringen kwam. Zij verstopten zich in het hooi als er gevaar dreigde voor hen. Twee dagen per week ging ik werken bij de Esselink villa hier in Dale. Op zekere dag zag ik tussen de villa en ons huis in een bosje twee jongens, die hun kleren te drogen hadden gehangen. ‘Wat is dat dan?’, dacht ik. Ik vertelde het aan vader en hij haalde ze daar op, ze kregen eten en ze konden bij ons in de schuur slapen. Het waren Franse krijgsgevangenen uit het kamp in Bocholt Stalag VIF. Bij hun ontsnapping waren ze nat geworden.
Onze onderduiker uit Gendringen sprak vreemde talen. Hij schakelde de politie in en de ondergrondse. Een paar dagen later werden de jongens bij ons opgehaald door het verzet. Later kwamen de marechaussee Kees Ruizendaal en de ondergrondse (Joep ter Haar en Wim Pampiermole van de pilotenlijn Lichtenvoorde) bij ons met de vraag of wij er nog een paar zouden kunnen opnemen. Dat was goed, toen kregen wij er weer een aantal in huis.
Ik werd gevraagd ze weg te brengen naar het station in Aalten en dat heb ik gedaan via allerlei smalle binnenpaadjes. De ene keer waren het er vijf, dan twee, dan drie. We liepen tot de roomskatholieke begraafplaats en dan een stukje over de grote weg. Het is altijd goed gegaan. In die trein vanuit Winterswijk zaten mensen van het verzet, zij vingen de buitenlanders op en brachten ze verder. Toen ik er al 15 had weggebracht naar het station kwamen er weer vijf in huis. We hebben zeker 23 Fransen in huis gehad.
Aan het eind van de oorlog hadden we ook een gezin uit Amsterdam hier en een gezin uit Rotterdam. De Tommies kwamen dichterbij. Wij kregen 30 Duitsers ingekwartierd gedurende een aantal dagen. Dat gebeurde bij alle boeren hier in de omgeving.
Wij hadden al een tijd de Rus Iwan in huis – een vanuit Duitsland gevluchte krijgsgevangene – en die vond dat niet fijn. Hij was gewend om zich bij onraad snel te verstoppen. Maar nu dan? Vader zei tegen Iwan: ‘Je bent onze oom Herman en je bent doofstom’. Iwan zei dat hij bang was, ‘viel Angst’. Vader zei: ‘Dat hoeft niet, het gaat allemaal goed’. Hij mocht zijn mond niet opendoen. Hij bleef nog een poos bij ons na de bevrijding. Wij sliepen in de schuilkelder, maar vader bleef in ons huis.
Na de oorlog kwam de krant bij vader voor een gesprek. Vader zei: ‘Het is niets meer dan onze plicht te helpen. Als wij in zo’n situatie zouden verkeren, dan zouden wij ook op deze manier geholpen willen worden’.”
Vader Johannes Reiring en zijn vrouw kregen een aantal jaren na de oorlog een hoge Franse onderscheiding, een herinneringsmedaille. Vader en Annes oudere zuster gingen naar Apeldoorn om de Médaille de la Reconnaissance Française op te halen: een speldje en een oorkonde. Er werden die dag meer mensen onderscheiden, ook verzetsmensen uit Lichtenvoorde.
In 1985 stuurde vliegenier Pierre Paput uit het Loire-gebied in Frankrijk een foto van hem, zijn vrouw en twee zoontjes naar de familie Reiring. De zoon en dochters van de Franse militair Jean Castro uit de Pyreneeën kwamen Anna als verrassing opzoeken in juni 2010.
Anne Klein Nijenhuis-Reiring overleed op 10 november 2020.