tickets

Razzia op de kerken

30 januari 1944 – 30 januari 2019

Woensdag 30 januari 2019 was het 75 jaar geleden dat in Aalten een tragedie plaatsvond. Op zondag 30 januari 1944 had de Duitse bezetter een razzia voorbereid op de kerken van Aalten. Er werd jacht gemaakt op jonge mannen in de leeftijd van 18 tot 23 jaar. 48 mannen werden na de dienst in de Christelijk Gereformeerde Kerk en de Gereformeerde Westerkerk opgepakt en afgevoerd naar de Koepelgevangenis in Arnhem en het merendeel van de mannen vervolgens naar Kamp Amersfoort.

De razzia maakte veel indruk, zowel in eigen land als daarbuiten. Nog niet eerder in de oorlog vond een dergelijke kerkrazzia in Nederland plaats. The London News schreef op 14 februari 1944: “AALTEN: Bij het uitgaan van de kerk werd een razzia gehouden. 50 ondergedokenen liepen er in! Ook een kerkgang is dus niet meer veilig. Men blijve thuis, al zal dat velen zwaar vallen.” Vanaf dat moment gingen onderduikers niet meer ter kerke.

Een aantal mannen is door de barre oorlogsomstandigheden of ontberingen in de kampen overleden. De mannen die het overleefden droegen de gevolgen hiervan hun leven lang mee. Ook in de families en de gemeenschap van Aalten sloeg deze gebeurtenis een grote wond.

De razzia is in Aalten na 75 jaar herdacht op woensdag 30 januari 2019. Van 7 september 2019 tot en met 23 februari 2020 volgt een expositie in het Nationaal Onderduikmuseum over de razzia en de gevolgen ervan.

Welkomstwoord door Gerda Brethouwer, directeur Nationaal Onderduikmuseum te Aalten

Geachte dames en heren, hartelijk welkom bij de herdenking van de razzia op de kerken van 30 januari 1944.

Welkom, allereerst de nabestaanden van de opgepakte mannen en hun onderduikgevers, alsmede ook zij die getuige waren van de razzia in de kerken. Een bijzonder welkom dat u naar hier gekomen bent. Daarnaast ook een woord van welkom voor onze Burgemeester en Wethouders, en de gemeenteraadsleden. Welkom ook de raad van kerken en vertegenwoordigers van diverse kerkelijke gezindten. Graag heet ik ook welkom de partners van het museum en andere organisaties die uitgenodigd zijn. Herzlich wilkommen auch unsere Deutsche Gäste en alle belangstellenden bij deze herdenking in de Oosterkerk.

We weten dat een aantal nabestaanden, wegens diverse omstandigheden, niet aanwezig kunnen zijn, maar de herdenking is via kerkbeeld volgen. Ook u thuis of elders van harte welkom. Verder zijn er ook vertegenwoordigers van de pers en diverse media aanwezig.

Deze herdenking sluit precies aan bij de missie van ons: de verhalen te vertellen van onze medeburgers in moeilijke tijden. Verhalen van hen die het hebben overleefd maar zeker ook van hen die dat niet hebben, zij die moedig waren maar ook van hen die het overkwam. Persoonlijke gebeurtenissen waarin we ons herkennen, die ons verbazen, ontroeren, beroeren en waarin we bij onszelf te rade gaan.

Het is 75 jaar geleden dat er in Aalten een tragedie plaatsvond. Een tragedie die tot op de dag van vandaag littekens heeft achtergelaten in het leven van velen.
Wat gebeurde er en waarom? Welke tocht gingen de mannen?
Wij willen hen een gezicht geven, we zoeken naar informatie, brieven dagboeken, foto’s.
Om de gebeurtenis vast te leggen. Te bewaren, door te vertellen. Lessen te trekken.

Bij deze herdenking komt zo ook een andere vraag op: hoe verhouden wij ons nu tot de geschiedenis van toen waar het gaat om medemenselijkheid, hulp aan mensen in nood, moed? De gedachten gaan onwillekeurig naar het heden met dilemma’s over vrijheid van meningsuiting, verzet, vluchtelingen, kinderpardon. Geen gemakkelijke kwesties. Er zijn geen pasklare antwoorden. Belangrijk is het, er over in gesprek te blijven. Want in dat gesprek, in de ontmoeting, het open staan voor de gedachten en ideeën van anderen, respect te hebben voor een andere mening, ligt de basis voor het vreedzaam samenleven. En, dat we niet vergeten, pal te staan voor onze rechtstaat! Nee, deze is niet zo maar vanzelfsprekend.

Wij hebben de keuze, in een land waar we vrij mogen zijn. Vandaag herdenken we hen die de vrijheid bruut werd ontnomen.

Zo direct zal het Stadskoor Bredevoort: de Oude Berijming van PSALM 121 vertolken: ‘Ik hef mijn ogen naar de bergen‘. Deze psalm werd meegegeven aan de mannen en voorgedragen door Ds. Gerritsma voordat de mannen werden afgevoerd. Het waren bemoedigende woorden bedoeld om hen te steunen op de weg die zij moesten gaan.

Het Stadskoor Bredevoort zingt PSALM 121.

Programma

Gerda Brethouwer. Welkomstwoord
Stadskoor Bredevoort. Couplet 1 en 4 van Psalm 121
Ankh Gussinklo. Gedicht: de Helper
Hans te Winkel. Orgelbewerking gezang 392
Erik Nobel. Vertelt herinneringen aan zijn vader
Stadskoor. Signore delle cime
Ankh Gussinklo. Gedicht: Achtergrond
Hans te Winkel. Be still my soul, sluit af met een lang aangehouden toon, waarna
Stadskoor Bredevoort. (a capella) Be still my, 2 coupletten
Hans de Graaf. Herdenkingstoespraak, eindigend met een toelichting op Irish Blessing
Stadskoor Bredevoort. Irish Blessing
Gerda Brethouwer. Dankwoord

Hans te Winkel. Kort voorspel en begeleiding samenzang:
Gezamenlijk zingen van het 6e couplet van het Wilhelmus

Toespraak Erik Nobel over de gevolgen van de kampervaringen van zijn vader Gert Nobel
(Organist in de Westerkerk en opgepakt tijdens de razzia)

Mijn naam is Erik Nobel, doopnaam Gerrit Hendrik Nobel en ik ben de jongste zoon uit een gezin met vier kinderen, opgegroeid in Apeldoorn, de woonplaats waar mijn ouders vele jaren gewoond hebben. 15 jaar na het einde van de oorlog ben ik geboren, nu zit iedereen te rekenen, hoe oud ik ben. Tot mijn 22e heb ik thuis gewoond. In die jaren heb ik nogal wat meegekregen van de diepe sporen die de oorlog nagelaten heeft bij mijn ouders en in het gezin waarin ik opgroeide.

Nadat mijn vader gearresteerd werd is hij naar Arnhem gebracht en van daar naar Amersfoort en vervolgens naar Neuengamme (bij Hamburg). In Amersfoort maakte hij kennis met Kotälla. Dit heerschap stond niet bepaald bekend vanwege zijn verfijnde ondervragingstechnieken. Uiteindelijk kon niet bewezen worden, dat de niet bestaande tweelingbroer, die de schuld kreeg van de sabotage van de radio’s in Rotterdam, niet bestond, omdat de gegevens van het gezin Nobel gewist waren in het bevolkingsregister in Rotterdam. Het heeft zijn leven gered.

Maar er was reden genoeg om hem vast te houden. Van wat er gebeurd is in de kampen heeft mijn vader nooit veel verteld. Hij had er loopgravenvoeten aan overgehouden en als gevolg van TBC, slechte longen. Het was een SS-arts die hem hielp genezen en die voorkwam dat één van zijn voeten geamputeerd zou worden. Op 29 april 1945 werd mijn vader bevrijd, terwijl hij, na de beruchte dodenmarsen, verbleef in het krijgsgevangenenkamp in Samborstel, in de buurt van Bremen.
Na de oorlog is Gert Nobel eerst naar het Ziekenhuis in Groningen gebracht om later na enige omzwervingen weer terug te keren naar Aalten, naar de familie Winkelhorst, om daar verder aan te sterken. De zorg van Jan en Betje Winkelhorst reikte verder dan de oorlogsjaren alleen. Toen ook heeft hij een serieuze relatie met mijn moeder Ans Schoppers uit Lintelo gekregen en zijn ze op 29 april 1948 getrouwd.

Zover als ik mij persoonlijk kan herinneren, heeft mijn vader tot 1972 redelijk normaal gefunctioneerd. Dat was niet helemaal zo, maar als kind merkte ik daar niet zoveel van. Hij verloor zich in zijn werk en zijn organistschap. De verschikkingen van de concentratiekampen Amersfoort en Neuengamme waren diep weggestopt in het geheugen. Slechts dan kwamen ze boven als de rem er af was, zoals bij het ontwaken na een operatie, toen hij het hele ziekenhuis bij elkaar schreeuwde. En soms in de slaap, als de boze dromen kwamen… In de nacht komen de spoken.

Het deksel ging er echt af, toen de toenmalige minister van Justitie Dries van Agt in 1972 het idee had opgevat dat de “Drie van Breda” lang genoeg gevangen hadden gezeten. Voor mijn gevoel, van de ene op de andere dag, knakte mijn vader en kwam hij thuis te zitten met een Concentratiekamp Syndroom. Post Traumatische stress in optima forma.

Voor mij als 12 jarige volkomen onbegrijpelijk. Tja, hij had in een kamp gezeten, met stapelbedden. Wat kon daar nou zo ernstig aan zijn? Ik ging zelf ook op kamp met club en sliep dan in stapelbedden, daar hoef je toch niet ziek van te worden?

Maar de hele situatie leverde veel spanning op in het gezin. Plotseling had ik een vader die, in plaats van ’s ochtends naar zijn werk te gaan, in zijn hemd op de bank zat en er ’s avonds nog net zo zat. Hij deed helemaal niets meer. Zwaar depressief. Later zei hij hier zelf over: “Als mijn fiets geen lekke band had gehad, had ik mijzelf verzopen in het kanaal.”

Volgens de psychiater mocht er echt geen druk op hem gelegd worden. Voor mijn moeder, wiens gezondheid ook nogal wat te wensen overliet, was dat onacceptabel. Ze had een gezin te runnen, financieel was het al niet ruim, en daar had ze de steun van haar man hard bij nodig.

Het heeft toen niet veel gescheeld of het huwelijk zou zijn gestrand, zoals in veel van dit soort situaties gebeurd is. Er werd hulp gezocht. Ook bij de kerk.
Voor mij persoonlijk betekende een en ander een valse start in het middelbaar onderwijs. Ik ging naar de MAVO. Ging het eerste jaar wel over, maar met de hakken over de sloot. In het tweede jaar ging het helemaal mis. Met een 4 voor gymnastiek, werd de leraar ter verantwoording geroepen. De leraar de pest in, dat hij speciaal daarvoor moest komen. Hoe was dit te rijmen met het behalen van mijn derde graads bij de gymnastiekvereniging een week eerder? “Hij doet niets en trekt zich helemaal terug” was het antwoord van de voormalig legerinstructeur.

Het resultaat was dat ik op het individueel onderwijs terecht kwam. Ik moet eerlijk zeggen, het was de leukste school waar ik ooit op gezeten heb. De directeur van de school zag dat het belangrijk was voor mij, dat ik weer een vader kreeg die iets betekende, en hij stelde hem aan als kopieer-meneer. Een vrijwiligersbaantje voor een dag in de week.

Gert Nobel raakte buitengewoon gepensioneerd vanwege Stichting 40-45. Achteraf gezien was dat een zegen. Er kwam hulp. Mijn ouders kregen het financieel veel beter. Hij haalde een rijbewijs, er kwam een autootje. Het huis werd aangepast met geld van het ministerie. En tot op de dag van vandaag staat op Diepenbrocklaan 13 in Apeldoorn een schoorsteen als teken van onverzettelijkheid. Renoveren prima, maar je blijft met je vingers af van de verbouwing.
De hekel aan al wat Duits was, werd ons met de paplepel ingegoten. En van het idee dat mijn broers in Duitsland, hun militaire dienstplicht zouden moeten vervullen, gruwde hij. Beide keren stak hij daar een stokje voor. Beide keren werd het opgelost. De één werd chauffeur van de kaptein in Schalkhaar en de ander luchtmacht-bewaker op het kamp Zeist.

Ik probeerde veel weg te zijn. Bracht in die tijd veel weekenden door bij Henk en Els (broer en schoonzus), in Warnsveld en was veel bij de buren te vinden. Of ik zat alleen op mijn kamer.

De relatie met mijn ouders was toen best wel ingewikkeld. Het woord begrip werd nogal eens gebruikt. “Je begrijpt er helemaal niets van, werd me dan verweten” Maar hoe kan je het begrijpen als hetgeen gebeurd was niet te vatten is. En als je de feiten niet verteld worden? Zijn oorlog was niet mijn oorlog. Mijn oorlog was de koude oorlog, en ging over kernwapens.

Pas in 1985 kwam er echt verandering. Het 40 jarig bevrijdingsfeest werd groots gevierd in Apeldoorn met een veteranenparade. Ook mijn ouders hadden Canadezen in huis. Mijn vader ontmoette toen toevallig één van zijn bevrijders. Later zou hij hierover zeggen: ”Dit is de eerste keer, dat ik mij bevrijd voel.” Wat een opluchting moet dat voor hem geweest zijn na 40 jaar.

Toen ook ging hij terug naar Duitsland. Eerst samen met voormalig kampvrienden, later ook met Henk, bezocht hij Husum en Neuengamme. Kwam ook terug in Samborstel waar hij bevrijd is. Er kwamen jongeren uit het herinneringscentrum Neuengamme, die de hele dag opnames gemaakt hebben om zijn verhaal te horen. Een verhaal dat al die jaren zo goed en zo kwaad als het ging, was weggestopt.

Hij begon les te geven op een school in Apeldoorn over vrijheid en vertelde zijn verhaal op jeugdclubs en middelbare scholen. Natuurlijk zonder de gruwelijke details. Aan ons vertelde hij sporadisch over wat er gebeurd was. Soms tegen de een, dan weer tegen de ander liet hij iets los. “Je wordt er geen beter mens van als je dat allemaal weet” zei hij dan.

Zelf werd ik er wel eens heel moe van. Telkens als ik iemand mee naar huis nam, ging het over die verrekte oorlog. Ik was daar zo klaar mee. En nu vraag ik mij nog steeds af of ik het allemaal wel weten wil?

De tweede keer dat ik Neuengamme bezocht, heb ik zijn dossier opgevraagd. Het werd voor mij neergelegd en ik kon het zo lezen als ik wilde. Maar ik heb het niet gedaan. “Ruim het nu maar weer op” zei ik, “Ik weet nu dat ik het altijd nog eens zal kunnen lezen.”

Later heb ik er dan wel weer voor gezorgd, dat de goede naam er op kwam te staan. Gerrit Hendrik Nobel en niet Gerhard Nobel zoals de Duitsers geschreven hadden. Ik ben tenslotte niet voor niets naar hem vernoemd.

Zolang als mijn ouders leefden was de Tweede Wereldoorlog bij ons thuis nooit ver weg. Zij woonde in de boekenkast, en in de hoofden van mijn ouders. De herinneringen hingen in de gang op tegeltjes, bordjes, op speldjes in de woonkamer en in plakboeken vol met oorlogsmonumenten. De invloed daarvan, is iets dat ik de rest van mijn leven, tegen wil en dank, met mij meedraag. Ik draag dat ongewild over op mijn kinderen. Heb met hen Neuengamme bezocht. Nooit zal ik 4 mei overslaan. En in mijn gedachten zie ik dan om 8 uur ’s avonds mijn vader staan in het Oranjepark in Apeldoorn. Stram in de houding, als laatste groet aan zijn vermoordde vrienden. Zoals hij daar gestaan heeft toen het lichaam van zijn gestorven vriend op de kar door het kamp gereden werd.

De kerkrazzia in Aalten heeft voor altijd een enorme invloed gehad op het leven van mijn vader, op mijn moeder en op het gezin waarin ik opgroeide. Op ons de kinderen en in zekere zin nu ook op de kleinkinderen. Het was voor mijn vader een verheviging van een oorlog, die na veertig jaar wel minder werd, maar nooit meer echt is opgehouden.

Herdenkingstoespraak door Hans de Graaf

Die zondag, 30 januari 1944, was als een echte ‘zon’-dag begonnen. De dagen lengden. Na veel regen scheen de zon. Eropuit dus, ondanks de oorlog. De jongeman Jan Vaags vertelt het zo: ‘Het was mooi weer en ik wilde er wel eens uit. Ik zei tegen mijn ouders: Ik ga naar de kerk. Mijn moeder zei nog: ‘Zul je dat wel doen?’ Maar ik ging toch. Om de waarheid te zeggen ging het me meer om andere jongens en meisjes te treffen dan om de kerk, maar dat kwam ik te weten. Toen de dienst goed en wel was begonnen liep de kosteres Reintjen Weggelaar door de kerk om aan de dominee te zeggen dat de S.S. buiten stond en de kerk had omsingeld’.

Wij kennen de afloop. De gast-professor Jan Ridderbos liet wat meer zingen en de organist langer spelen om de gelegenheid te geven zich te verstoppen of om weg te komen. Dat laatste lukte maar een paar jonge mannen, sommigen in de klederdracht van Scheveningse vrouwen, die als evacué s in Aalten verbleven. In de Chr. Geref. kerk zag Jan Pennings, die het orgel moest aanpompen, door de ramen de Duitsers de kerk omsingelen en hij waarschuwde Rots, de organist. Deze seinde de dominee Velema in. Later zat Wim Pennings, nog een tiener, ook in de overvalwagen. Broer Derk zei dat hij zijn Ausweis moest laten zien, misschien kon hem dat redden, maar dat wilde hij in eerste instantie niet. Toen een Duitse soldaat even alleen was toonde hij toch zijn Ausweis. De Duitser schreeuwde hem toe: ‘Heraus’. Even later kwamen de Grünen terug en zeiden:”Verdammt, schon wieder einer weg”. De Duitse soldaat die ook de chauffeur van de overvalwagen was antwoordde: ’Ïch nimm doch keine Kinder mit’. In de Westerkerk, voordat de mannen werden afgevoerd, las Ds. Gerritsma voor uit psalm 121, eigenlijk een pelgrimslied: ‘Ik kijk omhoog naar de bergen. Vanwaar zal komen mijn hulp? Mijn hulp komt van de Heer, die de hemel en de aarde heeft gemaakt. Hij zal ervoor zorgen dat je niets overkomt. Je Beschermer slaapt nooit. De Beschermer van Israël rust niet en slaapt niet. Hij let altijd op. Net als je schaduw is de Heer dicht bij je. De Heer zal je beschermen waar je ook bent, waar je ook gaat, nu en voor altijd’.

Met respect voor hun passie heb ik de werkgroep van het Nationaal Onderduikmuseum hier in Aalten enigszins gevolgd. Het onderzoek naar de gebeurtenis en het lot van de mannen draagt bij aan deze herdenking en later in dit jaar aan de expositie. In totaal werden die morgen vanuit de Chr. Gereformeerde – en in de Westerkerk 48 mannen gearresteerd. Jans Hofstra haastte zich naar de Dijkstraat om de jonge mannen in de R.K. kerk te waarschuwen. Na Arnhem, was kamp Amersfoort de bestemming van de gearresteerden, daarna volgden verschillende wegen. Sommigen zullen in het vervolg van de arrestatie in de woorden van psalm 121 een geborgenheid hebben ervaren, anderen vonden in het contrast tussen leven en dood een ander houvast. Weer anderen zullen in die hel het geloof in een beschermende God misschien verloren hebben.

Vijf mannen keerden niet terug. één gearresteerde kwam om tijdens een bombardement in Soesterberg. Vier mannen kwamen om ten gevolge van de ontberingen in de kampen en tijdens dodenmarsen.

Wij kunnen ons nauwelijks meer voorstellen dat er een tijd was met een onderdrukkende macht, een macht die ook niet schroomde kerkdiensten als gelegenheid te gebruiken om mannen te arresteren en weg te voeren. Het gebeurde nadien o.a. ook in Midden Limburg, in Oostelijk Noord Brabant, Winschoten, Dedemsvaart en dichtbij in Harreveld.

Wij maken het zelf ook mee, het leven van mensen kent contrasten of tegenstellingen. Daaraan ontkomen wij niet. Wij leven ons leven met contrastervaringen: licht en donker, vreugde en verdriet, vrijheid en gevangenschap, gezondheid en ziekte, gezelschap en eenzaamheid, vrede en oorlog, leven en dood. Oorlogsslachtoffers ervoeren het contrast tussen licht en donker, tussen leven en dood op een zeer intensieve wijze. Abel Herzberg de joodse schrijver, schetst het leven in kamp Bergen Belsen. In dat boek ‘Amor Fati, de liefde voor het lot, beschrijft hij de wrange en meedogenloze contrasten in dat kamp met een leven dat eigenlijk geen leven was. Hij observeerde al die ellende om proberen te begrijpen van wat eigenlijk niet te begrijpen was. Het was zijn houvast. Zijn boek is een poging om de scherven bijeen te vegen om er iets van te maken voor latere generaties. Jan Tolkamp, gearresteerde in de Westerkerk op die zondag 30 januari 1944, verwoordde de ellende in kamp Neuengamme zo: ‘In het kamp had je mensen die alles vervloekten of mensen die gingen bidden’. En: ‘Ik droomde dat er engelen kwamen, die zongen: Veilig in Jezus’ armen’. Onvoorstelbaar om in die contrasten van licht en donker, leven en dood een houvast of zelfs meer, een geborgenheid te ervaren. Het waren uitgemergelde mensen op de drempel van de dood, die een houvast vonden in het geloof van hun jeugd en die uiteindelijk geborgen wisten in de Schepper van alle leven. Maar niet aan allen was dat gegeven. Het boekje van de gelovige Jan Tolkamp begint zo: ‘Dit is het verhaal van Jan Tolkamp, zijn verhaal is een zandkorrel in een woestijn van ontelbare zandkorrels, een onvoorstelbare woestijn van leed door mensen aan mensen aangedaan’. Jan Tolkamp overleefde de hel van Amersfoort, Husum, Neuengamme en Ravensbrück. Verderop schrijft hij: ‘Waar was God voor hen die niet waren teruggekeerd. Grote vraagtekens. Maar één ding blijf ik geloven. Dat bij alles wat ons overkomt in ons leven, in hoogte- of dieptepunten, er een kracht is, een onzichtbare hand, die ons vasthoudt en ons leven leidt’. De gevolgen van de diepe trauma’s konden echter doorwerken in het leven van de gezinnen later, zoals ook de ervaring is van Erik Nobel, die vertelde over zijn vader Gerrit Nobel die het orgel van de Westerkerk op die zondagmorgen bespeelde.

Waarom herdenken wij? Waarom brengen wij de herinneringen weer tot leven? Waarom verzamelen ‘de verhalenvangers’ van ons Nationaal Onderduikmuseum al die soms bijna vergeten persoonlijke geschiedenissen? Wij kunnen herdenken om in ons weer op te roepen hoe het was, al het leed, de verhalen lezen, hoe men een houvast vond om er door te komen. Wij kunnen herdenken door later in dit jaar de expositie over deze razzia’s te bezoeken. Herdenken heeft echter ook een verbinding met vandaag en morgen, zoals het de bedoeling van Abel Herzberg was. Zijn boek was een poging om de scherven bijeen te vegen om er iets van te maken voor latere generaties. Latere generaties?

Vrede in ons werelddeel is voor latere generaties een vanzelfsprekendheid geworden. Het overgrote deel van de mensen is na de oorlog geboren. Vrede is zo vanzelfsprekend geworden als snel internet. Het lijkt wel of het altijd zo is geweest. Vijfenzeventig jaar vrede! Het is in de geschiedenis van Europa een bijzondere periode. Een Europa dat na die vreselijke oorlog en al die reeksen van oorlogen daarvóór, een samenwerking tussen landen realiseerde. Er kan kritiek zijn op onderdelen in de uitvoering van die samenwerking, maar het is een groot goed in een wereld waarin nationalisme weer opkomt, discriminatie veld wint en waarin het diep kwetsen van mensen, waaronder ook joden, christenen en oprechte moslims, verkocht wordt als een vrijheid van meningsuiting. Die opvattingen om groepen apart te moeten zetten, miskent wat vrijheid inhoudt, miskent de waardigheid van het leven, miskent respect en verdraagzaamheid, de bescherming van het leven en de zorg voor medemensen, die kwetsbaar zijn.

De diepe waarden van ons land en Europa staan op het spel. De Franse filosoof Bernard Henry Lévy waarschuwt: Europa dreigt in te storten onder de huidige tendensen. Waarom? 1. Europa wordt aangevallen door nationalistische leiders, die op de oude en gevaarlijke trommel roffelen en een oude gevaarlijke melodie fluiten: eigen volk eerst. Zelfs door nationalisten binnen de Europese Unie. 2. Wij lijden onder populistische simpele opvattingen, die veld winnen. 3. De mensen die beseffen dat alléén een coöperatie tussen landen vrede kan garanderen, die mensen worden moedeloos en laten zich te weinig horen of twijfelen.

Wat houdt het in als wij herdenken? In het gedenkraam in deze kerk, geschonken door onderduikers, is een tekst te lezen van de profeet Jesaja: ‘Verbergt den verdrevene en meldt den omzwervende niet’. Herdenken is ook aan deze woorden betekenis geven voor vandaag en morgen. Ja, óók voor vandaag, omdat die woorden weer zeer actueel zijn.

Dit gedenkraam in al zijn schoonheid is een ‘mene tekel’, een teken aan de wand, zoals in het Oude Testament in het boek Daniël. Boven in het raam staan twee vredesduiven, omstraald door licht.

Vrede is niet vanzelf uit de lucht komen vallen. Vrede en haar partner vrijheid staan weer onder spanning. Vrede en vrijheid is mensenwerk. Zij vragen voortdurend om onderhoud. Zij vragen ook om moed om op te komen voor de diepe waarden van onze samenleving, opdat wij met de woorden van Daniël, joodse balling in Babylon, niet worden gewogen en te licht bevonden.

Of u nu gelovig bent, een twijfelaar of niet gelovig, de Schepper van alle leven moge ons daarbij zegenen, zoals hier werd gezongen door het Stadskoor Bredevoort in een Ierse zegenbede met de woorden: ‘Ik wens jullie voorspoed, warmte milde regen. Voorspoed en vrede op al jullie wegen. Moge God ons bewaren in de palmen van zijn handen, totdat we elkaar weer tegenkomen.